De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen hun eigen activiteiten en maatregelen, die van hun dochterondernemingen en, indien deze verband houden met de waardeketens van de onderneming, die van hun gevestigde zakelijke relaties periodiek evalueren om de doeltreffendheid van de identificatie, preventie, beperking, beëindiging en het tot een minimum beperken van de omvang van negatieve effecten op de mensenrechten en negatieve milieueffecten te controleren. Deze beoordelingen zijn, in voorkomend geval, gebaseerd op kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en vinden ten minste één keer per jaar plaats en telkens wanneer er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat er zich belangrijke nieuwe risico’s op deze negatieve effecten kunnen voordoen. Het beleid inzake passende zorgvuldigheid wordt geactualiseerd overeenkomstig de resultaten van deze beoordelingen.